Stap 1
Zet spanning op alle laadstations zodat de laadstations online zijn (het kan tot 5 minuten duren voordat het laadsysteem een online verbinding heeft gevonden en is verbonden zodra het lampje groen knippert) (Let op: sluit de Canbus datakabels stations nog NIET aan, dit komt later).
Stap 2
Meld aan uw Charge Point Operator de laadpuntnummers die online zijn, waarbij u aangeeft welk station ingesteld moet worden met de rol master en welke laadstations ingesteld moeten worden met de rol als slave. (Telefoonnummer vermeld op de domingstickers van de laadpunten).
Stap 3
Nadat de laadpunten met succes de juiste master- of slave-instellingen hebben ontvangen, kunnen de Canbus-datakabels worden aangesloten op de rode klemmen (volgens onderstaande afbeeldingen).
Stap 4
Controleer als laatste stap of het master laadstation en de laatste slave correct zijn voorzien van een weerstand van 120 ohm. Alle laadstations tussen de master en de laatste slave mogen GEEN weerstand hebben.
Andere info
Maximaal 9 slaves achter 1 master.
De aanbevolen datakabel is een Canbus kabel min CAT 5.
Datakabel mag alleen doorgelust worden (geen sternetwerk).
Een minimum van 13 ampère per fase per laadpunt wordt aanbevolen.
Houd er rekening mee dat de Canbus-aansluitingen op Ecotap-laadstations vanaf 2024 zijn veranderd in CAN-IN | CAN-OUT. Dit is compatibel met de Canbus-aansluitingen van oudere stations. Informatie over het koppelen van oudere stations vind je in de video-animatie hierboven.